Preventie

Waaruit bestaat preventie?

Preventie bij niet-aangeboren hersenletsel (NAH) bestaat onder andere uit primaire, secundaire en tertiaire preventieve interventies. Het is een essentieel onderdeel van de zorg voor mensen met een risico op NAH of mensen die reeds zijn gediagnosticeerd met NAH. Middels preventie kan gezondheidsschade worden voorkomen en kunnen zowel de kwaliteit van het leven als de levensduur vergroot worden.

Primaire preventie

Primaire preventie richt zich op het voorkomen van problemen voordat deze zich voordoen. In het geval van NAH, maken we onderscheid tussen traumatisch- en niet-traumatisch hersenletsel:


Traumatisch hersenletsel ontstaat door geweld of kracht van buitenaf. Om traumatisch hersenletsel te voorkomen kun je verschillende preventieve maatregelen nemen, zoals het beperken van het valrisico, het dragen van een helm tijdens het fietsen of besturen van een scooter/motor. Bij cliënten met een verhoogd valrisico kan een valrisicotest worden afgenomen. Vervolgens kunnen interventies worden toegepast om het risico op vallen te verkleinen. Denk hierbij aan het wegnemen van risico's in de woning (zoals het weghalen van losse kleedjes, losse kabels of drempels), het dragen van veilig schoeisel tijdens het lopen en het in kaart brengen (en heroverwegen) van medicatiegebruik. Voor meer informatie over het reduceren van het valrisico en effectieve interventies hierbij, verwijzen we graag naar het Zorgpad Vallen.


Wanneer een cliënt toch valt, is het van belang om na te gaan of de cliënt antistollingsmedicatie gebruikt. Overleg met de (huis)arts of verwijzing naar het ziekenhuis noodzakelijk is bij een val op het hoofd in combinatie met het gebruik van antistollingsmedicatie, om een bloeding in de hersenen uit te sluiten. Tijdige signalering en behandeling in het ziekenhuis is essentieel om de overlevingskans van de cliënt te vergroten.

 

Niet-traumatisch hersenletsel ontstaat door processen in het lichaam.

Hierbij kun je denken aan het ontstaan van een stolsel in een bloedvat in het lichaam, dat loskomt en door het bloed wordt meegevoerd naar de hersenen. Dit type hersenletsel is te voorkomen door onder andere een gezonde leefstijl te hanteren: gezonde voeding, voldoende beweging, voorkomen van langdurige stress, niet roken en het voorkomen van overgewicht. Deze acties dragen eraan bij dat een verhoogde bloeddruk en een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed worden voorkomen. Bij cliënten met een verhoogd risico op niet-traumatisch hersenletsel zijn leefstijlinterventies daarom een belangrijke pijler in de behandeling.


Specifiek voor cliënten met diabetes mellitus is het van belang om de bloedglucosewaarde te reguleren en de cliënt, samen met de behandelend arts of diabetesverpleegkundige, juist in te stellen op de medicatie die hij of zij gebruikt (1).


Er zijn daarnaast een aantal risicofactoren voor het krijgen van niet-traumatisch hersenletsel, wat deze zijn en hoe je deze kunt beïnvloeden, tref je hier:

Secundaire preventie

Secundaire preventie bestaat uit vroege opsporing en interventie bij mensen met een verhoogde (genetische) aanleg of om achteruitgang of verergering te voorkomen.

Bij cliënten waar hart- en vaatziekten in de familie voorkomen, is regelmatige controle van de bloeddruk en het cholesterolgehalte in het bloed noodzakelijk om een risicoschatting te maken voor het krijgen van een herseninfarct. Waar nodig kan dan tijdig gestart worden met (preventieve) antistollingsmedicatie en kan de verpleegkundige interventies inzetten om de therapietrouwheid van de cliënt te vergroten (2).

Tertiaire preventie

Tertiaire preventie richt zich op het voorkomen van complicaties en het beperken van de gevolgen van een bestaand probleem. In het geval van NAH bestaat het dus uit het inperken van de gevolgen van het letsel. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om (specifieke) revalidatieprogramma's. In het zorgpad staat hierover meer informatie beschreven bij de interventies.

Bronnen en achtergrondinformatie